Ontwikkelingen
Accressen (ontwikkeling rijksuitgaven)
De accressen van 2020 en 2021 worden “vastgeklikt” op de stand van de meicirculaire 2020. Vastklikken van de accressen betekent dat de totale, landelijke omvang van het gemeentefonds vast staat voor twee jaar.
Compensatiepakket corona
Over de gevolgen van de coronamaatregelen voor de financiële positie van gemeenten wordt verwezen naar een brief van 28 mei 2020 van minister Ollongren van BZK. Zij heeft de tweede kamer geïnformeerd over het compensatiepakket van de corona crisis voor de periode tot 1 juni 2020. De definitieve financiële vertaling en hoe de middelen over de gemeenten verdeeld zullen worden, zal opgenomen worden in de komende septembercirculaire.
Voor de periode na 1 juni 2020 zal door het rijk en de medeoverheden gezamenlijk bekeken worden welke financiële compensatie er nodig is voor hogere uitgaven en gederfde inkomsten van gemeenten. De financiële compensatie behoort niet tot het uitgavenkader van het rijk waar het gemeentefonds op wordt gebaseerd.
Herverdeling
De invoering van de nieuwe verdeelmodellen van het gemeentefonds is uitgesteld naar 2022. De betrokken onderzoeksbureaus AEF en Cebeon zijn nog bezig met nader onderzoek. In het najaar worden hiervan de uitkomsten verwacht. Nadere informatie over de verdeling verwachten wij in de komende decembercirculaire 2020.
Ruimte BTW compensatiefonds in 2019 komt ten gunste van het gemeentefonds
Het BCF en het gemeentefonds zijn communicerende vaten. Gemeenten kunnen betaalde BTW claimen via het BCF. Het rijk heeft een plafond aangebracht in de declaraties. Het BCF heeft in 2019 minder uitgegeven dan mogelijk was onder het plafond; deze ontstane ruimte komt ten gunste aan het gemeentefonds. Net als het accres wordt het plafond voor het BCF, in het kader van de corona crisis, bevroren voor 2020 en 2021. Bij de bepaling van het bedrag dat we opnemen in onze begroting volgen we het gezamenlijke advies van het ministerie van BZK, de VNG en de Provincie.
Begrippen
Gemeentefonds
Het Rijk stelt via het Gemeentefonds middelen beschikbaar om de gemeentelijke taken uit te voeren. Via circulaires verschaft het Rijk ons informatie over de actualiteiten binnen het fonds. In deze begroting is het gemeentefonds bijgewerkt tot en met de meicirculaire 2019. Gebruikelijk is dat wij het meerjarige effect van de septembercirculaire bij de Zomernota verwerken.
Het gemeentefonds bestaat uit drie soorten uitkeringen: de Algemene uitkering, de Decentralisatie‐uitkeringen en de Integratie-uitkeringen. De uitkeringen hebben met elkaar gemeen dat gemeenten zich voor de besteding van de middelen niet hoeven te verantwoorden bij het Rijk.
Algemene uitkering
Deze uitkering is via de Financiële verhoudingswet gekoppeld aan bepaalde uitgaven in de Rijksbegroting. Stijgen die uitgaven dan stijgt de uitkering en dalen de uitgaven dan daalt de uitkering. Deze systematiek wordt de trap‐op‐trap‐af methode genoemd. Het Rijk verdeelt vervolgens de uitkering over alle Nederlandse gemeenten via een aantal maatstaven. Dit zijn statistische gegevens zoals aantal inwoners, bijstandsontvangers en oppervlakte land. Door vermenigvuldiging van de aantallen(q) met een bedrag per eenheid (p) wordt voor iedere gemeente de bijdrage berekend. Het surplus of het tekort aan middelen wordt via de uitkeringsfactor over alle gemeenten verdeeld. Onze uitkering wordt dus niet alleen beïnvloed door lokale veranderingen maar ook door ontwikkelingen in andere gemeenten. In onze meerjarenbegroting volgen wij de belangrijkste landelijke volume ontwikkelingen zoals die jaarlijks in de meicirculaire zijn opgenomen. Wijzigingen in bijvoorbeeld wettelijke taken of regeringsbeleid kunnen tot verhoging of verlaging van de uitkering leiden. Deze wijzigingen worden taakmutaties genoemd. Deze taakmutaties worden door het Rijk gekoppeld aan specifieke taken.
Accres
Vanaf 2018 is de basis voor het accres (toe-of afname) van het gemeentefonds gewijzigd. Tot dan toe werd het gemeentefonds gebaseerd op de NGRU (Netto Gecorrigeerde Rijks Uitgaven). De basis voor het gemeentefonds is sinds 2018 breder omdat de rijks uitgaven in de sociale zekerheid en zorg meetellen. De normeringssystematiek blijft aldus gelden maar het accres heeft voortaan de ARU (Accres Relevante Uitgaven) als basis. De gedachte hierachter is dat de accresontwikkeling zo stabieler wordt.
Decentralisatie-uitkeringen (DU’s)
Dit zijn uitkeringen voor specifieke onderwerpen zoals maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Soms zijn de uitkeringen eenmalig of beperkt in duur. Ook kan het zijn dat niet elke gemeente ervoor in aanmerking komt, denk hierbij bijvoorbeeld aan versterking aanpak jihadisme of LHBT-emancipatiebeleid. Elke DU heeft zijn eigen verdeelsystematiek. Hierboven hebben wij al gemeld dat wij voor de besteding van deze uitkeringen geen verantwoording aan het Rijk hoeven af te leggen. Wel zien wij geregeld dat er tussen de gemeenten en het Rijk outcome‐doelen worden afgesproken.
Integratie-uitkeringen (IU’s)
Een integratie-uitkering is vergelijkbaar met een decentralisatie-uitkering. Wel zijn er verschillen. Een integratie-uitkering wordt uitgekeerd aan alle gemeenten. Daarnaast staat het vast dat de integratie-uitkering op termijn wordt overgeheveld naar de algemene uitkering. Een integratie-uitkering wordt vooral gebruikt om grote herverdeeleffecten op te vangen.
Sociaal domein
De volgende onderdelen van het sociaal domein zijn in de meicirculaire 2018 overgeheveld naar de algemene uitkering:
- IUSD Wmo 2015, met uitzondering van beschermd wonen;
- IUSD Jeugdhulp, met uitzondering van voogdij/18+;
- IUSD Participatie, onderdeel re-integratie klassiek;
- IU Wmo 2007, met name huishoudelijk hulp.
Hiermee maken ze deel uit van de trap-op-trap-af systematiek. Deze overheveling van bepaalde delen van het sociaal domein is geëffectueerd via aanpassing/toevoeging van (nieuwe) maatstaven.
De delen van de IUSD die (nog) niet overgaan naar de algemene uitkering zijn vanaf 2019 blijven bestaan onder de namen:
- IU beschermd wonen;
- IU voogdij/18+;
- IU participatie.